1. De afstammelingen van de overledene

2. Als de overledene geen afstammelingen heeft, wordt er gekeken naar de ouders, samen met de broers en zussen van de overledene en hun afstammelingen.

3. Wanneer er geen broers of zussen zijn met eventuele afstammelingen wordt er gekeken naar bloedverwanten in opgaande lijn, namelijk naar de ouders, de grootouders of overgrootouders.

4. Als laatste kan men kijken naar de overige zijverwanten zoals ooms & tantes, neven & nichten, grootooms & groottantes.

Wanneer de overledene geen kinderen heeft,noch broers en zussen, gebeurt er een kloving. De nalatenschap wordt gelijk verdeeld onder de moederlijke-/ en vaderlijke lijn. Hierbij komt elke helft toe aan de dichtst in orde en graad staande erfgenaam van elke lijn. Het is dus perfect mogelijk dat er een verschil zit in graad en orde aan de twee kanten.

De orde duidt de groep bloedverwanten aan die tot de nalatenschap komt. De graad is de afstand tussen de bloedverwanten, in dit geval de afstand die bestaat tussen de overledene en de erfgenaam. Alleen zij die in graad het dichtst tot de overledene staan, krijgen een deel van de erfenis. De graad wordt bepaald door het optellen van de generaties. 

Erfrechtelijke genealogie in België wordt niet verder onderzocht dan de vierde graad. (Tenzij bij plaatsvervulling)